
Hier kan je alle uitleg uit D of T naslaan.
Hier leer je of je woorden met een D of T moet schrijven. De regels hoe dit moet, verschillen per woordsoort. Daarom krijg je per woordsoort uitgelegd hoe je deze kunt vinden en hoe je de woorden moet schrijven. Als je deze lessen gedaan hebt, kun je foutloos teksten schrijven.
Leer alles over D of T
Wil je alles leren over D of T? Ga dan naar de leermodule van D of T en leer alles stap voor stap met veel oefeningen.
Uitleg D of T
Zoek de persoonsvorm
Vind de persoonsvorm
In deze les ga je leren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
Vind de persoonsvorm
Aan het eind van
de dag gaat het
regenen.
Aan het eind van
de dag ging het
regenen.
Er gebeurt hier wekelijks een
ongeluk.
Er gebeurde hier
wekelijks een ongeluk.
Dat betekent heel veel voor
mij.
Dat betekende
heel veel voor mij.
Zwemt hij 's middags
ook?
Zwom hij 's
middags ook?
Twee persoonsvormen in één zin
Je gaat nu met een aantal moeilijker zinnen oefenen.
Er kunnen meerdere persoonsvormen in een zin staan.
Ik blijf binnen. Het regent. Dit zijn twee zinnen.
Je kunt er ook één lange zin van maken:
Ik blijf binnen, want het regent.
Ik wil niet dat je buiten speelt.
Ik ga nooit op reis, zonder dat ik eten meeneem.
Hij hoopt dat je niet naar de
film gaat.
Hij hoopte dat je niet naar de
film ging.
Ik snap heus wel dat je dat
doet.
Ik snapte heus wel dat je dat
deed.
Ik weet toch
wel wat dat betekent?
Ik wist toch
wel wat dat betekende?
Je kunt nu de persoonsvorm in de zin vinden,. Tijd voor meer!
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
In deze les leer je wanneer je de persoonsvorm met een d, t of dt schrijft.
Hoe zit het met D of T in de tegenwoordige tijd?
In de tegenwoordige tijd kun je de
persoonsvorm op verschillende manieren schrijven.
Kijk maar eens.
ik | vind | ik |
loop |
jij |
vindt |
jij |
loopt |
Elk werkwoord heeft een IK-vorm.
- ik loop
- ik vind
Soms komt daar nog een t achter.
- jij loopt
- jij vindt
Bij het laatste voorbeeld hoor je alleen maar een t-klank, maar er staat dt.
Je kunt geen dt horen. Het klinkt als een t.
Als je het woord vindt vervangt door loopt, kun je wél horen of er nog een t achter moet.
Kijk maar eens naar het werkwoord rijden.
Welke zin is goed?
- De auto rijd.
- De auto rijdt.
De auto loopt. Ik hoor een t. Dus: rijdt.
De IK-vorm is rijd. Er komt een t achter.
Hoe zit het met D of T in de tegenwoordige tijd?
Werkwoorden met een d
Bij werkwoorden met een
d heeft de IK-vorm altijd een d.
werkwoord |
branden |
redden |
snijden |
IK-vorm | brand | red | snijd |
Let op: een d gaat altijd mee!
Als er in het werkwoord een d zit, blijft die er altijd in.
Achter die d kan nog een t komen.
werkwoord | houden | vinden | broeden | leiden | antwoorden |
IK-vorm | houd | vind |
broed |
leid |
antwoord |
jij |
houdt |
vindt |
broedt |
leidt |
antwoordt |
jij |
loopt |
loopt |
loopt | loopt | loopt |
werkwoord | houden | vinden | broeden |
IK-vorm | houd | vind | broed |
jij | houdt | vindt | broedt |
jij | loopt | loopt | loopt |
Hoe zit het met D of T in de tegenwoordige tijd?
Let op!
Vervang het d-woord door een vorm van lopen.
Hoor je dan een t?
werkwoord
|
rijden |
vinden |
IK-vorm |
rijd |
vind |
Als je het trucje met lopen toepast, hoor je een t. |
jij rijdt jij loopt |
jij vindt jij loopt |
Als je het trucje met lopen toepast, hoor je geen t. |
rijd jij? loop jij? |
vind jij? loop jij? |
werkwoord
|
rijden
|
vinden
|
IK-vorm |
rijd |
vind |
Als je het trucje met lopen toepast, hoor je een t. |
jij rijdt jij loopt |
jij vindt jij loopt |
Als je het trucje met lopen toepast, hoor je geen t. |
rijd jij? loop jij? |
vind jij? loop jij? |
Nog een paar voorbeelden.
Mijn broer rijdt in een auto. | Rijd jij vaak mee? |
Mijn broer loopt in een auto. |
Loop jij vaak mee? |
Je weet nu of je d, t of dt moet schrijven bij een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
Persoonsvorm verleden tijd
In deze les leer je hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd schrijft.
Bij sterke werkwoorden is het gemakkelijk. Dat zijn werkwoorden waarbij de klank
verandert in de verleden tijd.
ik | loop | ik | krijg | ik | zit |
ik | kijk |
ik | liep |
ik | kreeg |
ik | zat |
ik | keek |
jij |
verliest |
hij |
spreekt |
zij |
zingt |
hij |
zoekt |
jij |
verloor |
hij |
sprak |
zij |
zong |
hij |
zocht |
ik | loop | ik | krijg | ik | zit |
ik | liep |
ik | kreeg |
ik | zat |
jij |
verliest |
hij |
spreekt |
zij |
zingt |
jij |
verloor |
hij |
sprak |
zij |
zong |
Bij zwakke werkwoorden is het anders.
Daar komt in de verleden tijd de of te achter de IK-vorm.
Ik hoor
Ik hoorde
Ik fiets
Ik fietste
Wanneer komt er de achter?
Wanneer komt er te achter?
Daar is een trucje voor.
Dat leer je hierna.
Uitleg persoonsvorm verleden tijd
Werkwoorden waarbij in de verleden tijd de of te achter de IK-vorm komt,
noemen we zwakke werkwoorden.
Je zegt speelde en niet speelte.
Je zegt pakte en niet pakde.
Dat is gemakkelijk. Dat kun je toch horen?
Oh, ja?
Is het juichde of juichte?
Het klinkt allebei wel goed.
Als je niet in Nederland geboren bent, vind je het nog moeilijker.
Dan klinkt alles vreemd.
Maar gelukkig ... er is een trucje dat altijd werkt.
Onthoud één woord goed: 'T K o F S CH i P
Het gaat om de letters t k f s c h p.
De letters o en i doen niet mee. Die zijn gebruikt om een leuk woord te bedenken dat je kunt onthouden.
Kijk eens naar het volgende werkwoord: zetten
Ik haal de laatste twee letters weg (en).
Nu blijft er staan: zett.
Kijk nu naar de laatste letter: t
Bij alle werkwoorden waar je op die manier een t krijgt, gebeurt het volgende:
In de verleden tijd: IK-vorm + te
werkwoord | IK-vorm | verleden tijd |
zetten | ik zet | ik zette |
praten | ik praat | ik praatte |
heten | ik heet | ik heette |
verpotten | ik verpot | ik verpotte |
spitten | ik spit | ik spitte |
Dit is ook zo bij de volgende letters van 't kofschip.
werkwoord | IK-vorm | verleden tijd |
pakken | ik pak | ik pakte |
bukken | ik buk | ik bukte |
koken | ik kook | ik kookte |
lekken | ik lek | ik lekte |
likken | ik lik | ik likte |
werkwoord | IK-vorm | verleden tijd |
boffen | ik bof | ik bofte |
blaffen | ik blaf | ik blafte |
beseffen | ik besef | ik besefte |
puffen | ik puf | ik pufte |
straffen | ik straf | ik strafte |
werkwoord | IK-vorm | verleden tijd |
missen | ik mis | ik miste |
verlossen | ik verlos | ik verloste |
kussen | ik kus | ik kuste |
wassen | ik was | ik waste |
flossen | ik flos | ik floste |
werkwoord | IK-vorm | verleden tijd |
kuchen | ik kuch | ik kuchte |
lachen | ik lach | ik lachte |
douchen | ik douch | ik douchte |
pochen | ik poch | ik pochte |
juichen | ik juich | ik juichte |
werkwoord | IK-vorm | verleden tijd |
stappen | ik stap | ik stapte |
scheppen | ik schep | ik schepte |
knippen | ik knip | ik knipte |
gapen | ik gaap | ik gaapte |
hopen | ik hoop | ik hoopte |
Je weet nu of je bij de persoonsvorm in de verleden tijd de of te achter de Ik-vorm schrijft.
Gebiedende wijs
Introductie
Gebieden betekent dat je iets MOET doen.
Wat is gebiedende wijs?
Gebieden is een werkwoord.
Gebiedende wijs
Er wordt meestal de IK-vorm gebruikt.
Je vraagt iemand niet iets, je beveelt het, je gebiedt het.
Dus je vraagt niet: "Komt u hier?"
Maar je gebiedt: "Kom hier!"
Je ziet dat achter de IK-vorm geen t komt.
Kijk naar het verschil:
"Brandt u een kaars voor mij?" (vriendelijk)
"Brand een kaars voor mij! (gebod)
"Rijdt u de auto even een stukje verder?" (vriendelijk)
"Rijd de auto een stukje verder!" (gebod)
Wanneer wel een t
Je beheerst nu de gebiedende wijs.
Onthoud:
Gebiedende wijs: geen t behalve bij " ... u zich". Dan wel een t achter de IK-vorm.
Zoek het voltooid deelwoord
Introductie Voltooid deelwoord
Hier gaan we het voltooid deelwoord leren.
Sommige voltooide deelwoorden eindigen op een n. (Ik heb een vis gevangen.)
Andere op een d of t. (Ik heb het gehaald./gemaakt.)
Daar leer je een trucje voor.
Maar je moet eerst weten of een woord wel of niet een voltooid deelwoord is.
Zo kun je het voltooid deelwoord vinden
We hebben geleerd wat een persoonsvorm is.
We gaan nu naar het voltooid deelwoord van een werkwoord
kijken.
Voltooid betekent: klaar, af, het is voorbij.
Jan veegt het bord. (Hij is bezig
het bord te vegen.)
Jan heeft het bord geveegd. (Hij is niet meer bezig, het is klaar,
het is voltooid.)
Het voltooid
deelwoord komt bijna altijd voor met een hulpwerkwoord.
Het hulpwerkwoord is bijna altijd een persoonsvorm van de drie werkwoorden hebben, zijn en
worden.
Ontdekken
Columbus ontdekt
Amerika. (Hij is op dat moment bezig Amerika te ontdekken.)
Columbus heeft Amerika ontdekt. (Hij
heeft het al gedaan, het is al voltooid.)
Met het werkwoord zijn
Ik ben ontdekt.
Ik was ontdekt.
Jij bent ontdekt.
Hij is ontdekt.
Wij zijn ontdekt.
Wij waren ontdekt.
Met het werkwoord hebben
Ik heb ontdekt.
Ik had ontdekt.
Jij hebt ontdekt.
Hij heeft ontdekt.
Wij hebben ontdekt.
Wij hadden ontdekt.
Met het werkwoord worden
Amerika wordt ontdekt.
Amerika werd ontdekt.
Er worden veel landen ontdekt.
Er werden veel landen ontdekt.
Een voltooid deelwoord kan eindigen op:
t - gefietst, gepakt,
verpakt, ontdekt
d - gehoord, geloofd,
beantwoord, ontdooid
n - gedaan, begrepen,
vergaan, ontvangen
Verschillende voorvoegsels
Voltooide deelwoorden kunnen verschillende voorvoegsels hebben.
Beginnend met ge, be, ver of ont.
Beginnend met ge
Ik heb gefietst.
Ik heb het gedaan.
Heb je nog gerekend?
Er werd niet hard gefietst.
Beginnend met be
Hij is begonnen.
Ik heb het begrepen.
Mijn bril is beslagen.
Hij wordt goed behandeld.
Beginnend met ver
Heb je mij verstaan?
Ik ben het vergeten.
Wat is zij veranderd.
Dit raam wordt vervangen.
Beginnend met ont
Ik heb de brief ontvangen.
Heb je dat goed onthouden?
Dat is mij ontgaan.
Wordt de diepvries vaak ontdooid?
Van elk werkwoord kun je een voltooid deelwoord maken.
werkwoord | persoonsvorm verleden tijd | voltooid deelwoord |
horen | hoorde | ik heb jou gehoord |
kussen | kuste | zij werd gekust |
pakken | pakte | hij is gepakt |
geloven | geloofde | hij heeft hem geloofd |
beloven | beloofde | ik had het jou beloofd |
Je kunt nu het voltooid deelwoord in de zin vinden!
Voltooid deelwoord D of T?
Intro
We leren nu hoe we het voltooid deelwoord moeten schrijven.
Uitleg d-t voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord kan eindigen op een n (gelezen), d (gebouwd) of een t (geklapt).
Je schrijft geveegd en niet geveegt.
Je schrijft gepakt en niet gepakd.
Dat is gemakkelijk. Dat kun je toch horen als je het woord langer maakt?
geveegd wordt geveegde.
gepakt wordt gepakte.
Maar als je dit moeilijk vindt of als je niet in Nederland geboren bent, is het moeilijk om het horen. Dan klinkt alles vreemd.
Maar gelukkig ... er is een trucje dat altijd werkt.
Onthoud weer het woord : 'T K o F S CH i P
Het gaat om de letters t k f s c h p.
De letters o en i doen niet mee. Die zijn gebruikt om een leuk woord te bedenken dat je kunt onthouden.
Je hebt dit geleerd voor de persoonsvorm om te kijken of er achter de IK-vorm de of te moet komen.
Je gebruikt 't kofschip ook voor het voltooid deelwoord om te kijken of het eindigt op een d of t.
Kijk eens naar het volgende werkwoord: zetten
Ik haal de laatste twee letters weg (en).
Nu blijft er staan: zett.
Kijk nu naar de laatste letter: t
Bij alle werkwoorden waar je op die manier een t krijgt, gebeurt het volgende:
Het voltooid deelwoord eindigt op een t.
werkwoord | verleden tijd | voltooid deelwoord |
zetten | ik zette | ik heb gezet |
praten | ik praatte | ik heb gepraat |
planten | ik plantte | ik heb geplant |
verpotten | ik verpotte | ik heb verpot |
spitten | ik spitte | ik heb gespit |
Dit is ook zo bij de volgende letters van 't kofschip.
werkwoord | verleden tijd | voltooid deelwoord |
pakken | ik pakte | ik heb gepakt |
bukken | ik bukte | ik heb gebukt |
koken | ik kookte | ik heb gekookt |
lekken | ik lekte | ik heb gelekt |
likken | ik likte | ik heb gelikt |
werkwoord | verleden tijd | voltooid deelwoord |
boffen | ik bofte | ik heb geboft |
blaffen | ik blafte | ik heb geblaft |
beseffen | ik besefte | ik heb beseft |
puffen | ik pufte | ik heb gepuft |
straffen | ik strafte | ik heb gestraft |
werkwoord | verleden tijd | voltooid deelwoord |
missen | ik miste | ik heb gemist |
verlossen | ik verloste | ik ben verlost |
kussen | ik kuste | ik word gekust |
vissen | ik viste | ik heb gevist |
flossen | ik floste | ik heb geflost |
werkwoord | verleden tijd | voltooid deelwoord |
kuchen | ik kuchte | ik heb gekucht |
brunchen | ik brunchte | ik heb gebruncht |
douchen | ik douchte | ik heb gedoucht |
pochen | ik pochte | ik heb gepocht |
juichen | ik juichte | ik heb gejuicht |
werkwoord | verleden tijd | voltooid deelwoord |
stappen | ik stapte | ik heb gestapt |
scheppen | ik schepte | ik heb geschept |
knippen | ik knipte | ik word geknipt |
gapen | ik gaapte | ik heb gegaapt |
hopen | ik hoopte | ik heb gehoopt |
Je kunt nu de persoonsvorm en het voltooid deelwoord herkennen en foutloos schrijven.
Zoek het bijvoeglijk naamwoord
Inleiding bijvoeglijk naamwoord vinden
Hier gaan we leren om het bijvoeglijk naamwoord te vinden.
Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je (bijna altijd) een lidwoord voor kunt zetten.
Lidwoorden staan vóór het zelfstandig naamwoord. Er zijn er drie: de, het ('t) en een ('n).
Bij zelfstandige naamwoorden gaat het om mensen, dieren, dingen, planten, begrippen en (eigen)namen.
- het kind
- de tafel
- een boek
Wat voor boek heb je? Ik heb:
- een mooi boek
- een spannend boek
- een gekocht boek
- een blauw boek
Je hebt er dus iets bijgevoegd.
Soms staan er meerdere bijvoeglijke naamwoorden vlak voor het zelfstandig naamwoord, gescheiden door een komma.
Dat mooie, grote, houten huis.
Soms eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -e, soms op -en. Dit heeft niets te maken met enkelvoud of meervoud.
Als het bijvoeglijk naamwoord te maken heeft met de stof waarvan iets gemaakt is, schrijf je vaak -en.
Sommige stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen niet zo.
Dat zijn vooral namen voor vrij nieuwe stoffen die we uit een andere taal hebben overgenomen.
- een katoenen hemd
- een gouden ring
- een plastic bekertje
- een bamboe stoel
Er zijn ook bijvoeglijke naamwoorden die van een werkwoord afgeleid zijn:
het voltooid deelwoord (soms ook het onvoltooid deelwoord) wordt dan gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
uitdeuken | uitgedeukt | (volt. deelw.) | De | uitgedeukte | auto. |
verven | geverfd | (volt. deelw.) | Een | geverfde | fiets. |
verbreden | verbreed | (volt. deelw.) | De | verbrede | weg. |
glimmen | glimmend | (onv. deelw.) | De | glimmende | beker. |
stromen | stromend | (onv. deelw.) | Het | stromende | water. |
Bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van het voltooid deelwoord
Een bijvoeglijk naamwoord kan eindigen op -e, maar ook op –en.
breken | gebroken | (volt. deelw.) | De | gebroken | vaas |
bakken | gebakken | (volt. deelw.) | De | gebakken | broden |
verzenden | verzonden | (volt. deelw.) | De | verzonden |
Als het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord op –en eindigt, blijft die –en in het bijvoeglijk naamwoord gewoon staan!
De weg is | verbreed. | De | verbrede | weg |
De straat is | afgezet. | De | afgezette | straat |
De brief is | ontvangen. | De | ontvangen | brief |
Mijn fiets is | gestolen. | De | gestolen | fiets |
Mijn broek is | gewassen. | De | gewassen | broek |
Het kind is | verdwaald. | Het | verdwaalde | kind |
De brief is | verzonden. | De | verzonden | brief |
Het deeg wordt | gekneed. | Het | geknede | deeg |
De bal is | verstopt. | De | verstopte | bal |
De tekening is | gekleurd. | De | gekleurde | tekening |
De stoel is | afgestoft. | De | afgestofte | stoel |
De foto is | vergroot. | De | vergrote | foto |
Verwar het bijvoeglijk naamwoord niet met de persoonsvorm
Bij sommige werkwoorden zie je een groot verschil tussen de persoonsvorm en het bijvoeglijk naamwoord.
werkwoord | IK-vorm | persoonsvorm verleden tijd | bijvoeglijk naamwoord |
verbreden | verbreed | verbreedde | de verbrede weg |
vergroten | vergroot | vergrootte | de vergrote foto |
antwoorden | antwoord | antwoordde | de beantwoorde brief |
Je kunt nu het bijvoeglijk naamwoord vinden.
Bijvoeglijk naamwoord D of T?
Intro
In deze les ga je leren hoe je het bijvoeglijk naamwoord moet schrijven.
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Het bijvoeglijk naamwoord is geen werkwoord.
De regels voor het werkwoord pas je hier dus niet toe.
Je schrijft het als een gewoon woord.
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Het woord zegt het al: het voegt ergens iets bij.
Waar voegt het iets bij?
Het vertelt iets van een zelfstandig naamwoord.
Ik heb een fiets gekregen. Wat voor fiets?
Een stevige, nieuwe, blauwe fiets.
Nu weet je iets meer van die fiets. Er is iets bijgevoegd.
Soms eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een t-klank.
Schrijf je dan een d of een t aan het eind?
Heel simpel: Maak het woord gewoon langer en je kunt het horen.
Ik woon in een huis. Wat voor huis?
Een schitterend, gerenoveerd, oud, wit huis.
Een d of t aan het eind? Maak gewoon langer:
Het schitterende, gerenoveerde, oude, witte huis.
je weet nu hoe je het bijvoeglijk naamwoord kunt herkennen en moet schrijven.
Zoek het onvoltooid deelwoord
Inleiding onvoltooid deelwoord
We gaan leren om het onvoltooid deelwoord te vinden.
Wat is een onvoltooid deelwoord?
Wat is een onvoltooid deelwoord?
We hebben geleerd over het voltooid deelwoord. Het is voltooid, het is klaar.
Onvoltooid betekent dat het nog niet voltooid is, het is nog niet klaar.
Hij is naar het dorp gefietst. | Het is klaar, hij fietst nu niet meer. |
Hij komt fietsend het dorp binnen. | Hij is op dit moment aan het fietsen. |
Je kunt het onvoltooid deelwoord vinden door een D achter het hele werkwoord te plaatsen.
Bijvoorbeeld:
lopen lopend zwemmen zwemmend werken werkend
Het leuke is: het eindigt altijd op een D.
Ik ga lopend naar school.
Gillend kwam hij de klas binnen.
Zij liep fluitend naar vioolles.
Zwemmend bereikte zij de overkant.
Ze liepen fluisterend over de gang.
Jorien kwam drinkend de kamer binnen.
Draaiend op zijn stoel zong hij een liedje.
Over zijn knie wrijvend trok hij een pijnlijk gezicht.
Naar de tv kijkend dronk hij zijn thee.
Het vliegtuig kwam brandend naar beneden.
Rustend in zijn stoel keek hij om zich heen.
Ze liepen luid pratend de klas binnen.
Zag jij ze lachend de straat oversteken?
Huilend van het lachen zat hij naar die film te kijken.
Al hoestend liep hij naar de keuken.
Waarom een d aan het eind?
Waarom eindigt het onvoltooid deelwoord altijd op de d?
werkwoord | onvoltooid deelwoord | langer |
lachen | lachend | lachende mensen |
fietsen | fietsend | fietsende kinderen |
huilen | huilend | huilende baby's |
Plaats van het onvoltooid deelwoord
Een onvoltooid deelwoord kan op verschillende plekken in de zin staan.
Je kunt nu het onvoltooid deelwoord vinden, .
Onvoltooid deelwoord D of T?
Inleiding onvoltooid deelwoord
In deze les leren we hoe we het onvoltooid deelwoord moeten schrijven.
Altijd een d
Je kunt nu het onvoltooid deelwoord goed schrijven. Vergeet niet alles nog wel goed te oefenen!
Woordsoorten oefeningen
Hier gaan we nog wat extra oefenen met woordsoorten.
Je bent klaar met deze les. Goed bezig!
Oefeningen D of T?
Uitleg
Kies de juiste d, t of dt.
Toets je DT kennis
Hoe goed ben je in de D's en T's? Maak hier een toets en kom erachter!