WelkomUitleg › D of T

Hier kan je alle uitleg uit D of T naslaan.

Hier leer je of je werkwoorden met een D of T moet schrijven. Eerst herkennen van persoonsvorm tegenwoordige tijd. Welke regel? (houdt hij, houd jij) Voor de pv verl. tijd en het volt. dw gebruik je de regel van 't kofschip. En nog veel meer ...

Wil je een stappenplan om stap voor stap te bepalen of je een d, t of dt moet schrijven? Ga dan naar ons artikel 'Wanneer D of T?'

Leer alles over D of T

Wil je alles leren over D of T? Ga dan naar de leermodule van D of T en leer alles stap voor stap met veel oefeningen.

Uitleg D of T

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

In deze les leer je wanneer je de persoonsvorm met een d, t of dt schrijft.

Hij koopt een auto.
Koop jij een auto?

Ik rijd in een auto.
Jij rijdt in een auto.

Hoe zit het met D of T in de tegenwoordige tijd?

In de tegenwoordige tijd kun je de persoonsvorm op verschillende manieren schrijven.
Kijk maar eens.
ik vind ik
loop
jij
vindt
jij
loopt

Elk werkwoord heeft een IK-vorm.
  • ik loop
  • ik vind

Soms komt daar nog een t achter.
  • jij loopt
  • jij vindt

Bij het laatste voorbeeld hoor je alleen maar een t-klank, maar er staat dt.

Je kunt geen dt horen. Het klinkt als een t.
Als je het woord vindt vervangt door loopt, kun je wél horen of er nog een t achter moet.


Kijk maar eens naar het werkwoord rijden.

Welke zin is goed?
  • De auto rijd. 
  • De auto rijdt.

De auto loopt. Ik hoor een t. Dus: rijdt.
De IK-vorm is rijd. Er komt een achter.

Hoe zit het met D of T in de tegenwoordige tijd?

Werkwoorden met een d

Bij werkwoorden met een d heeft de IK-vorm altijd een d.


werkwoord

   branden

   redden

   snijden

IK-vorm    brand    red    snijd

Let op: een d gaat altijd mee!

Als er in het werkwoord een d zit, blijft die er altijd in.
Achter die d kan nog een t komen.


werkwoord    houden    vinden    broeden    leiden    antwoorden
IK-vorm    houd    vind
   broed
   leid
   antwoord
jij
   houdt
   vindt
   broedt
   leidt
   antwoordt
jij
   loopt
   loopt
   loopt    loopt    loopt
werkwoord houden vinden broeden
IK-vorm houd vind broed
jij houdt vindt broedt
jij loopt loopt loopt

Hoe zit het met D of T in de tegenwoordige tijd?

Let op!
Vervang het d-woord door een vorm van lopen.
Hoor je dan een t?


werkwoord     
rijden  
vinden   
IK-vorm
rijd
vind
Als je het trucje met
lopen toepast,
hoor je een t.

jij rijdt

jij loopt
jij vindt

jij loopt
Als je het trucje met
 lopen toepast,
hoor je geen t.


rijd jij?

loop jij?
vind jij?

loop jij?

werkwoord     
rijden       
vinden          

IK-vorm
   
rijd

   
vind

Als je het trucje met lopen toepast,
hoor je een t.

jij rijdt

jij loopt
jij vindt

jij loopt
Als je het trucje met lopen toepast,
hoor je geen t.


rijd jij?

loop jij?
vind jij?

loop jij?


Nog een paar voorbeelden.

Mijn broer rijdt in een auto.     Rijd jij vaak mee?
Mijn broer loopt in een auto.
    Loop jij vaak mee?

Het trucje met lopen gebruik je alleen in de tegenwoordige tijd.
En alleen maar om te kijken of er een t achter de d moet komen.
Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.
Je weet nu of je d, t of dt moet schrijven bij een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
Ga verder met het volgende onderdeel.
Succes!

Persoonsvorm verleden tijd

In deze les leer je hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd schrijft.

Bij sterke werkwoorden is het gemakkelijk. Dat zijn werkwoorden waarbij de klank verandert in de verleden tijd.
ik loop ik krijg ik zit
ik kijk
ik liep
ik kreeg
ik zat
ik keek
jij
verliest
hij
spreekt
zij
zingt
hij
zoekt
jij
verloor
hij
sprak
zij
zong
hij
zocht

ik loop ik krijg ik zit
ik liep
ik kreeg
ik zat
jij
verliest
hij
spreekt
zij
zingt
jij
verloor
hij
sprak
zij
zong

Bij zwakke werkwoorden is het anders.
Daar komt in de verleden tijd de of te achter de IK-vorm.
Ik hoor
Ik hoorde

Ik fiets
Ik fietste

Wanneer komt er de achter?
Wanneer komt er te achter?
Daar is een trucje voor.
Dat leer je hierna.

Uitleg persoonsvorm verleden tijd

Werkwoorden waarbij in de verleden tijd de of te achter de IK-vorm komt,
noemen we zwakke werkwoorden.

Je zegt speelde en niet speelte.
Je zegt pakte en niet pakde.

Dat is gemakkelijk. Dat kun je toch horen?
Oh, ja?
Is het juichde of juichte?
Het klinkt allebei wel goed.

Als je niet in Nederland geboren bent, vind je het nog moeilijker.
Dan klinkt alles vreemd.

Maar gelukkig ... er is een trucje dat altijd werkt.

Onthoud één woord goed: 'T K o F S CH i P

Het gaat om de letters t k f s c h p.
De letters o en i doen niet mee. Die zijn gebruikt om een leuk woord te bedenken dat je kunt onthouden.

Kijk eens naar het volgende werkwoord: zetten

Ik haal de laatste twee letters weg (en).
Nu blijft er staan: zett.
Kijk nu naar de laatste letter: t

Bij alle werkwoorden waar je op die manier een t krijgt, gebeurt het volgende:

In de verleden tijd: IK-vorm + te

werkwoordIK-vormverleden tijd
zettenik zet
ik zette
pratenik praatik praatte
hetenik heetik heette
verpottenik verpotik verpotte
spittenik spitik spitte

Dit is ook zo bij de volgende letters van 't kofschip.

werkwoordIK-vormverleden tijd
pakkenik pakik pakte
bukkenik bukik bukte
kokenik kookik kookte
lekkenik lekik lekte
likkenik likik likte

werkwoordIK-vormverleden tijd
boffenik bofik bofte
blaffenik blafik blafte
beseffenik besefik besefte
puffenik pufik pufte
straffenik strafik strafte

werkwoordIK-vormverleden tijd
missenik misik miste
verlossenik verlosik verloste
kussenik kusik kuste
wassenik wasik waste
flossenik flosik floste

werkwoordIK-vormverleden tijd
kuchenik kuchik kuchte
lachenik lachik lachte
douchenik douchik douchte
pochenik pochik pochte
juichenik juichik juichte

werkwoordIK-vormverleden tijd
stappen
ik stapik stapte
scheppenik schepik schepte
knippenik knipik knipte
gapenik gaapik gaapte
hopenik hoopik hoopte

Bij alle andere zwakke werkwoorden komt er DE na de IK-vorm.

ik hoor-de
ik schrob-de
ik bal-de
enz.
Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.
Je weet nu of je bij de persoonsvorm in de verleden tijd de of te achter de Ik-vorm schrijft.

Gebiedende wijs

Introductie

Gebieden betekent dat je iets MOET doen.
Je vraagt het dus niet vriendelijk.

Bij de gebiedende wijs komt er bijna nooit een t achter.

Geef die jas!  (Je zegt niet: Geeft die jas!)
Kom hier!
Brand die kaars!

Of je dit nu tegen één persoon zegt of een heleboel personen tegelijk, je zegt geen t achter geef, kom en brand.

Soms gebruik je wel een t.
Bijvoorbeeld bij ... u zich.

Kijk naar het verschil.

Meldt u zich aan.
Geeft u zich op.

Hier klinkt het niet gebiedend, het is meer een vriendelijk verzoek.


Wat is gebiedende wijs?

Gebieden is een werkwoord.
Het zelfstandig naamwoord is gebod.
Een gebod is iets wat je moet doen.

Gebiedende wijs

Gebieden betekent opdracht geven, bevelen.
De gebiedende wijs is een vorm van het werkwoord en is altijd de persoonsvorm.
Er wordt meestal de IK-vorm gebruikt.

Je vraagt iemand niet iets, je beveelt het, je gebiedt het.

Dus je vraagt niet: "Komt u hier?"
Maar je gebiedt: "Kom hier!"

Je ziet dat  achter de IK-vorm geen t komt.

Kijk naar het verschil:

"Brandt u een kaars voor mij?" (vriendelijk)
"Brand een kaars voor mij! (gebod)

"Rijdt u de auto even een stukje verder?" (vriendelijk)
"Rijd de auto een stukje verder!" (gebod)

Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

Wanneer wel een t

Wanneer wel een t?

Bij de normale gebiedende wijs gebruik je nooit een t achter de IK-vorm.
Loop door! en niet Loopt door!

Er is een uitzondering: met ... u zich.

Draai u om! Keer u om!
Draait u zich om! Keert u zich om.

Was u!
Wast u zich!

Ook in de volgende zinnen gebruik je wel een t achter de IK-vorm.
Dat zijn zinnen in combinatie met u.

Hier is het eigenlijk geen gebiedende wijs, maar een aansporing, vriendelijker.
Gaat u maar voor.
Blijft u maar liggen.
Downloadt u nu onze app.
Houdt u goed afstand.
Bindt u alles goed vast.

Hier komt na het werkwoord u als onderwerp.
Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.
Je beheerst nu de gebiedende wijs.

Onthoud:
Gebiedende wijs: geen t behalve bij "  ... u zich". Dan wel een t achter de IK-vorm.

Zoek het voltooid deelwoord

Introductie Voltooid deelwoord

Hier gaan we het voltooid deelwoord leren.

Sommige voltooide deelwoorden eindigen op een n. (Ik heb een vis gevangen.)
Andere op een d of t. (Ik heb het gehaald./gemaakt.)
Wanneer een d? Wanneer een t?
Daar leer je een trucje voor.
Maar je moet eerst weten of een woord wel of niet een voltooid deelwoord is.

Zo kun je het voltooid deelwoord vinden


We hebben geleerd wat een persoonsvorm is.
We gaan nu naar het voltooid deelwoord van een werkwoord kijken.
Voltooid betekent: klaar, af, het is voorbij.

Jan veegt het bord. (Hij is bezig het bord te vegen.)
Jan heeft het bord geveegd. (Hij is niet meer bezig, het is klaar, het is voltooid.)

Het voltooid deelwoord komt bijna altijd voor met een hulpwerkwoord.
Het hulpwerkwoord is bijna altijd een persoonsvorm van de drie werkwoorden hebben, zijn en worden.

Ontdekken
Columbus ontdekt Amerika. (Hij is op dat moment bezig Amerika te ontdekken.)
Columbus heeft Amerika ontdekt. (Hij heeft het al gedaan, het is al voltooid.)

Met het werkwoord zijn
Ik ben ontdekt.
Ik was ontdekt.
Jij bent ontdekt.
Hij is ontdekt.
Wij zijn ontdekt.
Wij waren ontdekt.

Met het werkwoord hebben
Ik heb ontdekt.
Ik had ontdekt.
Jij hebt ontdekt.
Hij heeft ontdekt.
Wij hebben ontdekt.
Wij hadden ontdekt.

Met het werkwoord worden
Amerika wordt ontdekt.
Amerika werd ontdekt.
Er worden veel landen ontdekt.
Er werden veel landen ontdekt.

Een voltooid deelwoord kan eindigen op:
t - gefietst, gepakt, verpakt, ontdekt
d - gehoord, geloofd, beantwoord, ontdooid
n - gedaan, begrepen, vergaan, ontvangen
 

Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

Verschillende voorvoegsels

Voltooide deelwoorden kunnen verschillende voorvoegsels hebben.
Beginnend met ge, be, ver of ont.

Beginnend met ge

Ik heb gefietst.
Ik heb het gedaan.
Heb je nog gerekend?
Er werd niet hard gefietst.

Beginnend met be

Hij is begonnen.
Ik heb het begrepen.
Mijn bril is beslagen.
Hij wordt goed behandeld.

Beginnend met ver

Heb je mij verstaan?
Ik ben het vergeten.
Wat is zij veranderd.
Dit raam wordt vervangen.

Beginnend met ont

Ik heb de brief ontvangen.
Heb je dat goed onthouden?
Dat is mij ontgaan.
Wordt de diepvries vaak ontdooid?

Van elk werkwoord kun je een voltooid deelwoord maken.

werkwoordpersoonsvorm
verleden tijd
voltooid deelwoord
horen  
hoordeik heb jou gehoord
kussenkuste            zij werd gekust
pakken
pakte            hij is gepakt
gelovengeloofdehij heeft hem geloofd
belovenbeloofdeik had het jou beloofd
Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.
Je kunt nu het voltooid deelwoord in de zin vinden!

Voltooid deelwoord D of T?

Intro

We leren nu hoe we het voltooid deelwoord moeten schrijven.
Daarvoor gebruiken we het trucje van 't kofschip weer.
Als het werkwoord bij 'T KoFSCHiP hoort, schrijf je het voltooid deelwoord altijd met een t aan het eind.

Uitleg d-t voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord kan eindigen op een n (gelezen), d (gebouwd) of een t (geklapt).

Je schrijft geveegd en niet geveegt.
Je schrijft gepakt en niet gepakd.

Dat is gemakkelijk. Dat kun je toch horen als je het woord langer maakt?

geveegd wordt geveegde.
gepakt wordt gepakte.

Maar als je dit moeilijk vindt of als je niet in Nederland geboren bent, is het moeilijk om het horen. Dan klinkt alles vreemd.

Maar gelukkig ... er is een trucje dat altijd werkt.

Onthoud weer het woord : 'T K o F S CH i P

Het gaat om de letters t k f s c h p.
De letters o en i doen niet mee. Die zijn gebruikt om een leuk woord te bedenken dat je kunt onthouden.

Je hebt dit geleerd voor de persoonsvorm om te kijken of er  achter de IK-vorm de of te moet komen.
Je gebruikt 't kofschip ook voor het voltooid deelwoord om te kijken of het eindigt op een d of t.

Kijk eens naar het volgende werkwoord: zetten

Ik haal de laatste twee letters weg (en).
Nu blijft er staan: zett.
Kijk nu naar de laatste letter: t

Bij alle werkwoorden waar je op die manier een t krijgt, gebeurt het volgende:

Het voltooid deelwoord eindigt op een t.

werkwoordverleden tijdvoltooid deelwoord
zettenik zetteik heb gezet
pratenik praatteik heb gepraat
plantenik plantteik heb geplant
verpottenik verpotteik heb verpot
spittenik spitteik heb gespit

Dit is ook zo bij de volgende letters van 't kofschip.

werkwoordverleden tijdvoltooid deelwoord
pakkenik pakteik heb gepakt
bukkenik bukteik heb gebukt
kokenik kookteik heb gekookt
lekkenik lekteik heb gelekt
likkenik likteik heb gelikt

werkwoordverleden tijdvoltooid deelwoord
boffenik bofteik heb geboft
blaffenik blafteik heb geblaft
beseffenik besefteik heb beseft
puffenik pufteik heb gepuft
straffenik strafteik heb gestraft

werkwoordverleden tijdvoltooid deelwoord
missenik misteik heb gemist
verlossenik verlosteik ben verlost
kussenik kusteik word gekust
vissenik visteik heb gevist
flossenik flosteik heb geflost

werkwoordverleden tijdvoltooid deelwoord
kuchenik kuchteik heb gekucht
brunchenik brunchteik heb gebruncht
douchenik douchteik heb gedoucht
pochenik pochteik heb gepocht
juichenik juichteik heb gejuicht

werkwoordverleden tijdvoltooid deelwoord
stappen
ik stapteik heb gestapt
scheppenik schepteik heb geschept
knippenik knipteik word geknipt
gapenik gaapteik heb gegaapt
hopenik hoopteik heb gehoopt

Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Je kunt nu de persoonsvorm en het voltooid deelwoord herkennen en foutloos schrijven.

Zoek het bijvoeglijk naamwoord

Inleiding bijvoeglijk naamwoord vinden

Hier gaan we leren om het bijvoeglijk naamwoord te vinden.

Het bijvoeglijk naamwoord vertelt altijd iets van een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld:

een mooi boek
een gelezen boek

Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je (bijna altijd) een lidwoord voor kunt zetten.

Lidwoorden staan vóór het zelfstandig naamwoord. Er zijn er drie: de, het ('t) en een ('n).

Bij zelfstandige naamwoorden gaat het om mensen, dieren, dingen, planten, begrippen en (eigen)namen.

  • het kind
  • de tafel
  • een boek

Wat voor boek heb je? Ik heb:

  • een mooi boek
  • een spannend boek
  • een gekocht boek
  • een blauw boek

Je hebt er dus iets bijgevoegd.


Soms staan er meerdere bijvoeglijke naamwoorden vlak voor het zelfstandig naamwoord, gescheiden door een komma.

Dat mooie, grote, houten huis.

Soms eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -e, soms op -en. Dit heeft niets te maken met enkelvoud of meervoud.

Als het bijvoeglijk naamwoord te maken heeft met de stof waarvan iets gemaakt is, schrijf je vaak  -en.
Sommige stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen niet zo.
Dat zijn vooral namen voor vrij nieuwe stoffen die we uit een andere taal hebben overgenomen.

  • een katoenen hemd
  • een gouden ring
  • een plastic bekertje
  • een bamboe stoel

Er zijn ook bijvoeglijke naamwoorden die van een werkwoord afgeleid zijn:
het voltooid deelwoord (soms ook het onvoltooid deelwoord) wordt dan gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.


uitdeukenuitgedeukt (volt. deelw.) 
Deuitgedeukteauto.
vervengeverfd (volt. deelw.)Een geverfde fiets.
verbredenverbreed(volt. deelw.)
Deverbrede weg.
glimmen
glimmend
(onv. deelw.) 
De glimmende beker.
stromen        stromend       (onv. deelw.)
Het stromende water.



Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

Bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van het voltooid deelwoord

Een bijvoeglijk naamwoord kan eindigen op -e, maar ook op –en.

breken          gebroken   (volt. deelw.) 
Degebrokenvaas
bakken          gebakken   (volt. deelw.)Degebakkenbroden
verzenden     verzonden   (volt. deelw.)Deverzonden e-mail


Als het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord op –en eindigt, blijft die –en in het bijvoeglijk naamwoord gewoon staan!
 
De weg isverbreed.  
De verbrede         weg
De straat isafgezet.  
De   afgezette       straat
De brief isontvangen
De   ontvangen      brief
Mijn fiets isgestolen.  
Degestolenfiets
Mijn broek isgewassen.De   gewassen      broek
Het kind isverdwaald.Het  verdwaalde   kind
De brief isverzonden
De   verzonden      brief
Het deeg wordtgekneed.Het  geknede        deeg
De bal isverstopt.De   verstopte        bal
De tekening isgekleurd.De   gekleurde      tekening
De stoel isafgestoft.  
De   afgestofte       stoel
De foto isvergroot
De   vergrote         foto



Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

Verwar het bijvoeglijk naamwoord niet met de persoonsvorm

Bij sommige werkwoorden zie je een groot verschil tussen de persoonsvorm en het bijvoeglijk naamwoord.
Het bijvoeglijk naamwoord is geen werkwoord. Je hebt niets te maken met de IK-vorm.
Schrijf het als een gewoon woord, zo eenvoudig mogelijk.

werkwoordIK-vormpersoonsvorm verleden tijdbijvoeglijk naamwoord
verbredenverbreedverbreeddede verbrede weg
vergrotenvergrootvergroottede vergrote foto
antwoordenantwoordantwoorddede beantwoorde brief

Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.
Je kunt nu het bijvoeglijk naamwoord vinden.

Bijvoeglijk naamwoord D of T?

Intro

In deze les ga je leren hoe je het bijvoeglijk naamwoord moet schrijven.
Het voltooid deelwoord wordt soms gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
Het is dan geen werkwoord meer.
Je schrijft het dan zo eenvoudig mogelijk, als een gewoon woord.

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Het bijvoeglijk naamwoord is geen werkwoord.
De regels voor het werkwoord pas je hier dus niet toe.
Je schrijft het als een gewoon woord.


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Het woord zegt het al: het voegt ergens iets bij.
Waar voegt het iets bij?
Het vertelt iets van een zelfstandig naamwoord.

Ik heb een fiets gekregen. Wat voor fiets?

Een stevige, nieuwe, blauwe fiets.

Nu weet je iets meer van die fiets. Er is iets bijgevoegd.

Soms eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een t-klank.
Schrijf je dan een d of een t aan het eind?
Heel simpel: Maak het woord gewoon langer en je kunt het horen.

Ik woon in een huis. Wat voor huis?

Een schitterend, gerenoveerd, oud, wit huis.

Een d of t aan het eind? Maak gewoon langer:

Het schitterende, gerenoveerde, oude, witte huis.

Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
je weet nu hoe je het bijvoeglijk naamwoord kunt herkennen en moet schrijven.

Zoek het onvoltooid deelwoord

Inleiding onvoltooid deelwoord

We gaan leren om het onvoltooid deelwoord te vinden.
Bij een voltooid deelwoord is het al klaar. 
(Ik ben naar het centrum gelopen.)
Bij een onvoltooid deelwoord ben je nog bezig.
(Ik ben lopend naar het centrum.)

Wat is een onvoltooid deelwoord?

Wat is een onvoltooid deelwoord?

We hebben geleerd over het voltooid deelwoord. Het is voltooid, het is klaar.
Onvoltooid betekent dat het nog niet voltooid is, het is nog niet klaar.

Hij is naar het dorp gefietst
Het is klaar, hij fietst nu niet meer.
Hij komt fietsend het dorp binnen.Hij is op dit moment aan het fietsen.
         
   
Je kunt het onvoltooid deelwoord vinden door een D achter het hele werkwoord te plaatsen.

Bijvoorbeeld:
lopen  lopend         zwemmen  zwemmend     werken  werkend

Het leuke is: het eindigt altijd op een D.


Ik ga lopend naar school.
Gillend kwam hij de klas binnen.
Zij liep fluitend naar vioolles.
Zwemmend bereikte zij de overkant.

Ze liepen fluisterend over de gang.
Jorien kwam drinkend de kamer binnen.
Draaiend op zijn stoel zong hij een liedje.
Over zijn knie wrijvend trok hij een pijnlijk gezicht.

Naar de tv kijkend dronk hij zijn thee.
Het vliegtuig kwam brandend naar beneden.
Rustend in zijn stoel keek hij om zich heen.
Ze liepen luid pratend de klas binnen.

Zag jij ze lachend de straat oversteken?
Huilend van het lachen zat hij naar die film te kijken.
Al hoestend liep hij naar de keuken.

Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

Waarom een d aan het eind?

Waarom eindigt het onvoltooid deelwoord altijd op de d?
Maak het woord maar langer ... en je hoort duidelijk een d.
lopen - lopend- je zegt lopende kinderen en niet lopente kinderen.
Als je het woord langer maakt, verandert het in een bijvoeglijk naamwoord.

werkwoordonvoltooid deelwoordlanger
lachenlachendlachende mensen
fietsenfietsendfietsende kinderen
huilenhuilendhuilende baby's

Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

Plaats van het onvoltooid deelwoord

Een onvoltooid deelwoord kan op verschillende plekken in de zin staan.

Het kind kwam lachend de klas binnen.

Lachend kwam het kind de klas binnen.


Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.
Je kunt nu het onvoltooid deelwoord vinden, .

Onvoltooid deelwoord D of T?

Inleiding onvoltooid deelwoord

In deze les leren we hoe we het onvoltooid deelwoord moeten schrijven.
Eigenlijk heel simpel: het eindigt altijd op een d.

Altijd een d

Lachend kwam het kind de klas binnen.

Een lachend kind. Hier is het een bijvoeglijk naamwoord.

Maar wat voor woord het ook is ... maak langer en je hoort dat lachend altijd op een d eindigt: lachende en niet lachente.
Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Je kunt nu het onvoltooid deelwoord goed schrijven. Vergeet niet alles nog wel goed te oefenen!

Niet te gauw denken dat je alles al beheerst. Herhaal zo nu en dan een vorige oefening, .

Woordsoorten oefeningen

Hier gaan we nog wat extra oefenen met woordsoorten.
Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Je bent klaar met deze les. Goed bezig!

Oefeningen D of T?

Uitleg

Kies de juiste d, t of dt
Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

Toets je DT kennis

Hoe goed ben je in de D's en T's? Maak hier een toets en kom erachter!
Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

Zoek de persoonsvorm

Vind de persoonsvorm


In deze les ga je leren om de persoonsvorm in een zin te vinden. 
Je vindt de persoonsvorm door de zin in de andere tijd te zetten.
Het woord dat verandert heet persoonsvorm.

Ik vind de persoonsvorm. (tegenwoordige tijd)
Ik vond de persoonsvorm. (verleden tijd)

Vind de persoonsvorm

Als je een zin in de andere tijd zet, verandert er steeds een woord.
Dat noem je de persoonsvorm.

Ik loop op straat. (tegenwoordige tijd)
Ik liep op straat. (verleden tijd)

Wat doe je?
Wat deed je?

Ik heb jou gezien.
Ik had jou gezien.

Op de markt is het druk.
Op de markt was het druk.

Mijn opa wordt 80 jaar.
Mijn opa werd 80 jaar.

Meer voorbeelden:

Aan het eind van de dag gaat het regenen.
Aan het eind van de dag ging het regenen.

Er gebeurt hier wekelijks een ongeluk.
Er gebeurde hier wekelijks een ongeluk.

Dat betekent heel veel voor mij.
Dat betekende heel veel voor mij.

Zwemt hij 's middags ook?
Zwom hij 's middags ook?

Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

Twee persoonsvormen in één zin

Je gaat nu met een aantal moeilijker zinnen oefenen.
Er kunnen meerdere persoonsvormen in een zin staan.

Ik blijf binnen. Het regent. Dit zijn twee zinnen.
Je kunt er ook één lange zin van maken:
Ik blijf binnen, want het regent.

Ik wil niet dat je buiten speelt.

Ik ga nooit op reis, zonder dat ik eten meeneem.
Meer voorbeelden:

Hij hoopt dat je niet naar de film gaat.
Hij hoopte dat je niet naar de film ging.

Ik snap heus wel dat je dat doet.
Ik snapte heus wel dat je dat deed.

Ik weet toch wel wat dat betekent?
Ik wist toch wel wat dat betekende?

Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.
Je kunt nu de persoonsvorm in de zin vinden, . Tijd voor meer!

Einde!