
Hier kan je alle uitleg uit zinsontleding naslaan.
Hier leer je makkelijk hoe je zinnen in het Nederlands kunt ontleden.
Leer alles over zinsontleding
Wil je alles leren over zinsontleding? Ga dan naar de leermodule van zinsontleding en leer alles stap voor stap met veel oefeningen.
Uitleg zinsontleding
Waarom moet je zinnen kunnen ontleden?
Waarom zinnen ontleden?
Nederlands | Ik | geef | mijn moeder | een boek. |
Frans | Ik | geef | een boek | aan mijn moeder. |
Je | donne | un livre | à ma mère. | |
WIE doet het? | WAT doe ik? | WAT wordt er gegeven? | AAN WIE? |
Nederlands | Ik | ga | elke morgen | om negen uur | naar school. |
Engels | Elke morgen | ik | ga | naar school | om negen uur. |
Every morning | I | go | to school | at 9 o'clock. | |
WANNEER? | WIE? | WAT? | WAARHEEN? | WANNEER? |
DAT is niet steeds hetzelfde!
Je kunt een Nederlands woord niet altijd zomaar vertalen in een andere taal.
DAT boek. | aanwijzend voornaamwoord |
Het boek, DAT daar ligt. | betrekkelijk voornaamwoord |
Ik wil DAT niet. | lijdend voorwerp |
DAT gebeurt niet. | onderwerp |
Lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp
In het Frans:
Ik | geef | hem | een boek. |
Ik | hem | geef | een boek. |
Je | lui | donne | un livre. |
meewerkend voorwerp |
Ik | stuur | hem | naar huis. |
Ik | hem | stuur | naar huis. |
Je | le | renvoie | (à la maison.) |
lijdend voorwerp |
Lidwoorden in het Duits
In het Duits zijn er verschillende lidwoorden.
En nu verder?
Nu we weten waarom we zinnen willen ontleden, gaan we verder met hoe we zinnen kunnen ontleden.
Hoe zinnen te ontleden
Hoe kun je een zin ontleden
Je kunt zinnen in stukjes knippen en elk stukje een naam geven.
Maartje | speelt | vanmiddag | bij haar vriendin. |
Wie doet iets? | Wat doet ze? | Wanneer? | Waar? |
Ik | geef | jou | een mooi boek. |
Wie doet iets? | Wat doe ik? | Aan wie geef ik? | Wat geef ik? |
Kun je het voor de persoonsvorm zetten?
Wat je voor de persoonsvorm kunt zetten is een zinsdeel.
Ik | geef | aan jou | een mooi boek. |
Aan jou | geef | ik | een mooi boek. |
Een mooi boek | geef | ik | aan jou. |
Succes met de volgende oefeningen, .
Persoonsvorm zoeken
In deze les ga je leren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
Meer voorbeelden
Meer voorbeelden
De poes miauwt, blaast, krabt en sluipt weg.
Je kunt nu de persoonsvorm vinden
,we gaan zo door met het werkwoordelijk gezegde.
Werkwoordelijk gezegde
Allemaal werkwoorden
Alle werkwoorden in een zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde. (ww gez)
te
Hij zit te lezen.
wederkerend voornaamwoord: zich
Hij schaamt zich.
inhalen, opschieten, aanraken ...
Er zijn werkwoorden die je kunt splitsen. Kijk maar:
inhalen | De fietser haalde mij in. |
opschieten | Hij schiet wel erg op. |
aanraken | Zij raakt mij zachtjes aan. |
Werkwoordelijke uitdrukkingen
Ik heb mijn vader gisteren een poets gebakken.
Je kunt nu het werkwoordelijk gezegde vinden. We gaan nu door naar het zoeken van het onderwerp, .
Onderwerp
Het onderwerp vertelt over wie of wat het vooral in de zin gaat.
WIE of WAT + gezegde
Het onderwerp kun je vinden als je vraagt:
HET als onderwerp
In de volgende soort zinnen is HET onderwerp.
Zinnen zonder onderwerp
Soms is er geen onderwerp in de zin.
Met alles oefenen
We gaan nu door elkaar oefenen.
Je kunt nu het onderwerp vinden,. We gaan straks door met het zoeken van het volgende zinsdeel: het lijdend voorwerp.
Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door te vragen:
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Nog enkele voorbeelden.
Ik heb drie schilderijen gemaakt. | WAT heb ik gemaakt? | drie schilderijen |
Vanmiddag haal ik boodschappen bij de winkel. | WAT haal ik? | boodschappen |
Ik heb mijn hond uitgelaten. | WIE heb ik uitgelaten? | mijn hond |
Wij voeren elke dag onze kippen. | WIE voeren wij? | onze kippen |
Worden
Er is nog een manier om het lijdend voorwerp te vinden.
Een zin met WORDEN heeft geen lijdend voorwerp.
In een zin met WORDEN is NOOIT een lijdend voorwerp!
NOOIT met een voorzetsel
Hier is nog een TIP:
Geen lijdend voorwerp in een zin in de lijdende vorm
Een zin kan staan in de bedrijvende vorm en de lijdende vorm.
Mijn oma | bakt | een heerlijke taart. |
Dit onderwerp doet iets. Deze zin staat in de bedrijvende vorm. | werkwoordelijk gezegde | lijdend voorwerp. |
Een heerlijke taart | wordt | door mijn oma | gebakken. |
Met dit onderwerp wordt iets gedaan. Dit noemen we de lijdende vorm. Hier is geen lijdend voorwerp. | ww gez | bijw. bep | ww gez |
Een heerlijke taart | is | door mijn oma | gebakken. |
Met dit onderwerp wordt iets gedaan. Ook deze zin staat in de lijdende vorm. Hier is geen lijdend voorwerp. | ww gez | bijw. bep | ww gez |
Oefenen
Je kan nu ook het lijdend voorwerp vinden. We gaan nu weer even oefenen met alles door elkaar.
Je kan nu het lijdend voorwerp vinden. Nu ga je leren het meewerkend voorwerp te herkennen.
Meewerkend voorwerp
In deze les gaan we leren over het meewerkend voorwerp.
Het meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp KRIJGT iets.
Aan wie
Het meewerkend voorwerp vind je door te vragen:
Jan | geeft | zijn moeder | een bos bloemen. |
onderwerp | ww.gezegde | meewerkend voorwerp | lijdend voorwerp |
Jan | geeft | aan zijn moeder | een bos bloemen. |
onderwerp | ww.gezegde | meewerkend voorwerp | lijdend voorwerp |
Voor wie
Het meewerkend voorwerp vind je ook door te vragen:
Ik | heb | mijn moeder | een bos bloemen | meegebracht. |
onderwerp | ww gez | meewerkend voorwerp | lijdend voorwerp | ww gez |
Ik | heb | voor mijn moeder | een bos bloemen | meegebracht. |
onderwerp | ww gez | meewerkend voorwerp | lijdend voorwerp | ww gez |
Bij wie
Soms kun je het woordje BIJ weglaten of erbij denken.
Voorbeelden
Ik geef de juf elke middag een hand.
Je kunt nu het meewerkend voorwerp vinden. Je gaat straks leren de bijwoordelijke bepaling te vinden, .
Bijwoordelijke bepaling
Als je alle onderdelen van een zin hebt benoemd, is de rest meestal een bijwoordelijke bepaling.
Hoe vind je de bijwoordelijke bepaling / wanneer?
Op wat voor vragen geeft een bijwoordelijke bepaling antwoord?
Hoe vind je een bijwoordelijke bepaling / waar?
Op wat voor vragen geeft een bijwoordelijke bepaling antwoord?
Allerlei vragen met waar
Waardoor | Ik kwam te laat door het heftige onweer. |
Waarvoor | Je gebruikt dit voor de afwas. |
Waarin | Ik stop dit in deze kist. |
Waarover | Het vliegtuig vliegt over deze stad. |
Waarop | Hij zit op een stoel. |
Waarmee | Ik schil deze appel met een mes. |
Waaruit | Pak je het even uit die doos? |
Waarachter | Het ligt achter het huis. |
Hoe vind je de bijwoordelijke bepaling / hoe?
Hoe | Ik heb dat met veel plezier gedaan. |
Hoe | Ik winkel daar graag. |
Hoe | Ik kijk verlangend uit naar mijn verjaardag. |
Hoe | Ik liep snel naar huis. |
Allerlei woorden
Allerlei woorden die overblijven nadat de zin is ontleed, zijn vaak bijwoordelijke bepalingen.
wel | vaak | niet | zeker |
soms | ook | toch | misschien |
meestal | ooit | nooit | helaas |
nou | nu | al | inderdaad |
Je kunt nu de bijwoordelijke bepaling vinden.
Naamwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin.
Verschil werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde
Wat zijn koppelwerkwoorden?
Bij de volgende zinnen weet je wat er bedoeld wordt.
Wat zijn de negen koppelwerkwoorden
Er zijn negen koppelwerkwoorden (kww).
koppelww | Onderwerp | kww | zelfst. nw. | bijv. nw. |
zijn | Joris | is | dokter | gelukkig. |
worden | Joris | wordt | dokter | gelukkig. |
blijven | Joris | blijft | dokter | gelukkig. |
blijken | Joris | blijkt | dokter | gelukkig (te zijn.) |
lijken | Joris | lijkt | dokter | gelukkig (te zijn.) |
schijnen | Joris | schijnt | dokter | gelukkig (te zijn.) |
heten | Joris | heet | dokter | gelukkig (te zijn.) |
vóórkomen | Joris | komt | me vóór dokter te zijn | me gelukkig voor. |
dunken | Joris | dunkt | me dokter te zijn | me gelukkig (te zijn.) |
Koppelwerkwoord worden
Blijven
Wel een koppelwerkwoord:
Blijken, lijken, schijnen
Wel een koppelwerkwoord:
Heten, dunken, voorkomen
Heten
Je kunt nu het naamwoordelijk gezegde in de zin vinden.
Voorzetselvoorwerp
Er zijn werkwoorden die altijd gevolgd worden door een vast voorzetsel.
Het voorzetselvoorwerp lijkt op een bijwoordelijke bepaling.
Kenmerken van een voorzetselvoorwerp
Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
Verschil met bijwoordelijke bepaling
Kijk naar de volgende zinnen.
Er ... dat proef
Om zeker te zijn dat je met een voorzetselvoorwerp te maken hebt kun je de volgende er ... dat proef toepassen.
Je kunt nu het voorzetselvoorwerp in de zin vinden.
Ontleden
Wat is de beste manier van oefenen?
Om de zinsontleding onder de knie te krijgen moet je veel oefenen. Het is beter om vaak even te oefenen dan soms lang achter elkaar.
Goed bezig, !