
Hier kan je alle uitleg uit onregelmatige werkwoorden naslaan.
Allerlei oefeningen met werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord. Zoals: Ik vind, ik vond, ik heb gevonden. Ik breng, ik bracht, hij heeft gebracht.
Leer alles over onregelmatige werkwoorden
Wil je alles leren over onregelmatige werkwoorden? Ga dan naar de leermodule van onregelmatige werkwoorden en leer alles stap voor stap met veel oefeningen.
Uitleg onregelmatige werkwoorden
Sterke werkwoorden
Wat zijn sterke werkwoorden?
hele werkwoord | verleden tijd | voltooid deelwoord |
lezen | ik las | ik heb gelezen |
kijken | ik keek | ik heb gekeken |
lopen | ik liep | ik heb gelopen |
Zwakke werkwoorden
Wat zijn zwakke werkwoorden?
hele werkwoord | verleden tijd | voltooid deelwoord |
horen | ik hoorde | ik heb gehoord |
werken | ik werkte | ik heb gewerkt |
reizen | ik reisde | ik heb gereisd |
Onregelmatige werkwoorden
Er zijn ook werkwoorden die sterk én zwak zijn.
hele werkwoord | verleden tijd | voltooid deelwoord |
vragen | ik vroeg | ik heb gevraagd |
kunnen | ik kon | ik heb gekund |
zeggen | ik zei | ik heb gezegd |
Klankveranderende werkwoorden, onregelmatig
In deze module gaan we sterke werkwoorden leren.
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les, .
Je kunt zo vaak herhalen als je wilt.
zijn hebben worden
zijn
Een heel onregelmatig werkwoord is zijn.
zijn | tegenwoordige tijd nu | verleden tijd toen |
ik | ben | was |
jij / je | bent | was |
hij / zij / het | is | was |
wij | zijn | waren |
jullie | zijn | waren |
zij / ze | zijn | waren |
hebben
Een ander onregelmatig werkwoord is hebben.
De vervoeging is altijd op de volgende manier:
hebben | nu | toen |
ik | heb | had |
jij | hebt | had |
hij | heeft | had |
wij | hebben | hadden |
jullie | hebben | hadden |
zij | hebben | hadden |
Ik heb gehad.
worden
Een ander onregelmatig werkwoord is worden.
De vervoeging is altijd op de volgende manier:
worden | nu | toen |
ik | word | werd |
jij / je | wordt | werd |
hij / zij /ze / het | wordt | werd |
wij | worden | werden |
jullie | worden | werden |
zij / ze | worden | werden |
TIP
TIP !
Worden is een werkwoord met een d.
In de verleden tijd komt daar nooit een t achter:
Hij wordt. (tegenwoordige tijd: nu)
Hij werd. (verleden tijd: toen)
Werd is nooit met een t achter de d: werdt.
Dus: in de verleden tijd NOOIT DT.
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les, .
Je kunt zo vaak herhalen als je wilt.
kunnen kennen
Verschil tussen kunnen en kennen
Kennen is weten. Je weet het in je hoofd.
Je kan of je kunt?
Wat is het verschil tussen de volgende zinnen?
ik kan jij kan hij kan
Tegenwoordig wordt er in de spreektaal steeds vaker één vorm in de tegenwoordige tijd gebruikt.
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les, .
Je kunt zo vaak herhalen als je wilt.
willen
Willen
Jij wilde fietsen.
Hij wilde tekenen.
Jij wou fietsen.
Hij wou tekenen.
wil of wilt
wil jij wilt u
Als achter de persoonsvorm jij of je staat, gebruik je geen t.
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les, .
Je kunt zo vaak herhalen als je wilt.
zullen
Zullen
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les, .
Je kunt zo vaak herhalen als je wilt.
mogen
ik mag ik mocht
mogen
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les, .
Je kunt zo vaak herhalen als je wilt.
Kies de juiste verleden tijd
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les, .
Je kunt zo vaak herhalen als je wilt.
Kies het juiste voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord
Voltooid betekent: het is af, het is klaar, het is voltooid.
Dit is de laatste oefening. Je bent klaar .
Je mag alles net zo vaak herhalen als je je wilt.
Foute opgaven verbeteren
Oefenen
Hier kan je de opgaves die je moeilijk vond nog een keer oefenen.