
Hier kan je alle uitleg uit hun of hen naslaan.
Vanaf groep 8 t/m voortgezet onderwijs. Hij verzekerde HUN dat hij HEN zou trakteren.
Leer alles over hun of hen
Wil je alles leren over hun of hen? Ga dan naar de leermodule van hun of hen en leer alles stap voor stap met veel oefeningen.
Uitleg hun of hen
hun of hen
hun of hen
Wanneer gebruik je hun of hen?
Einde van de inleiding
Ga nu verder met het volgende deel,
bezittelijk voornaamwoord
Bij een bezittelijk voornaamwoord denk je aan bezit.
Van hen
Maar als je de zinnen anders zegt:
Die pen is van jou.
Die tas is van haar.
Die auto is van ons.
Die club is van jullie.
Dat voetbalveld is van hen.
Einde van dit deel
Je bent nu klaar met dit deel.
meewerkend voorwerp
Wat is een meewerkend voorwerp?
Hun gebruiken we ook bij een meewerkend voorwerp.
Nog een paar voorbeelden.
Johan heeft zijn vader alles verteld.
hun
In deze zinnen gebruik je altijd hun.
Wanneer geen hun bij een meewerkend voorwerp?
Als een zinsdeel meewerkend voorwerp is, gebruik je hun.
Ik geef aan hen een ijsje.
Moeder kocht voor haar kinderen een mobieltje.
Moeder kocht voor hen een mobieltje.
Einde van dit deel.
Je weet nu wat een meewerkend voorwerp is. Wil je nog meer weten, ga dan naar de app zinsontleding. Daar leer je heel veel over het meewerkend voorwerp en andere zinsdelen. Nu ga je leren wat een voorzetsel is.
voorzetsel
Met voorzetsel altijd hen.
Denk aan een huis.
Vader bracht hun/hen de interesse voor voetbal bij.
Je kunt zeggen:
Vader bracht aan hen de interesse voor voetbal bij.
Je kunt er aan voor denken, dus is het hun.
Johan pakte hun/hen de bal af.
Je kunt zeggen:
Johan pakte van hen de bal af.
Je kunt er van voor denken, dus is het hun.
Als je voor hun/hen een voorzetsel kunt denken, gebruik je hun.
Einde van dit deel
Dus ,
personen
hun of hen bij personen
Alleen bij personen gebruik je hun of hen.
Einde van dit deel
Bij het lijdend voorwerp gebruik je alleen maar hen.
lijdend voorwerp
Wat is een lijdend voorwerp?
Het lijdend voorwerp is een deel van een zin.
Einde van dit deel
Als een zinsdeel een onderwerp is, gebruik je nooit hun. dat ga je nu leren.
onderwerp
Wat is het onderwerp?
Bij het onderwerp vraag je: "Wie doet het?"
Werkwoord
Voor of na een werkwoord gebruik je nooit hun.
Zij krijgen.
Zij doen.
Willen hun?
Krijgen hun?
Doen hun?
maar:
Willen zij?
Krijgen zij?
Doen zij?
Het + werkwoord
Bij de vorige zinnen was "hun" een onderwerp.
Einde van dit deel
Je weet nu al een heleboel. Nu krijg je alles door elkaar. Doe je best, .
door elkaar
Wanneer hun of hen?
Nog even herhalen.
Je bent ver gekomen.
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les.
Foute opgaven verbeteren
Oefenen
Hier kan je de opgaves die je moeilijk vond nog een keer oefenen.