WelkomUitleg › hond of kat

Hier kan je alle uitleg uit hond of kat naslaan.

Eind d of t? Vanaf groep 5 alles over woorden zoals hoed, staart, zwart, blond, lopend, hart of hard, randje, kastje, maantje, maandje, waarheid, koffietijd, universiteit, breedbeeld. Ook woordenschat (in alle apps)

Leer alles over hond of kat

Wil je alles leren over hond of kat? Ga dan naar de leermodule van hond of kat en leer alles stap voor stap met veel oefeningen.

Spiekbriefje hond of kat

Spiekbriefje hond of kat

Wil je snel even de theorie over hond of kat naslaan? Download hier een pdf met daarop een korte samenvatting van de theorie over hond of kat.

Uitleg hond of kat

Eind d of t

Soms eindigt een woord op een d, soms op een t.
En je hoort geen verschil: alles klinkt als een t.

Hoe weet je of er een d of een t moet staan?
Is daar een trucje voor?
JA, en heel gemakkelijk: gewoon langer maken.
Dan kun je het wel horen.
Kijk maar eens:

één hond twee honden (je hoort nu een d)

één kat twee katten (je hoort nu een t)
In de volgende lessen leer je nog veel meer en kun je flink oefenen.
Succes, !

Zelfstandige naamwoorden

Langer maken

We gaan nu naar een bepaald soort woorden kijken.
Ze heten zelfstandige naamwoorden.
Dat zijn namen van mensen, dieren, dingen.
Je kunt er de, het of een voor zetten:

de krant, het kind, een hoofd

Bij dit soort woorden is de truc gemakkelijk:
maak er meer van en je hoort een d of t.

een fees? twee feesten
de staar? drie staarten

een baar? de baarden
het zwaar? de zwaarden
Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Je bent klaar met deze les. 
In de volgende les krijg je andere woorden.
Woorden die iets over een ander woord vertellen.

Woorden die iets vertellen over een ander woord

Wat vertellen de woorden?

Er zijn woorden die iets over een ander woord zeggen.
Zulke woorden voegen er iets bij.

Ik lees een boek.

Wat voor boek?
Ik voeg er iets bij:

Een goed boek.
Een spannend boek.

Waarom is goed met een d?
Maak het woord maar eens langer:
  Het goede boek.
Het spannende boek.
Nu hoor je een d.

d of t

Als je de woorden langer maakt, door je de d of t wel.

Deze som is fout: de foute som.
De trui is zwart: de zwarte trui.

Die man is oud: de oude man.
De weg is glad: de gladde weg.

d of t

Maak op een of andere manier het woord langer en je hoort de d of t.

Jij woont
naast mij: mijn naaste buurman.
Ik heb het meest: de meeste dingen.
Ik kom het laatst: de laatste persoon.
Ik was eerst: de eerste.
Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.

lopend

Ik ga lopend naar school.

Maak gewoon langer: lopende mensen.
Voorbeelden:
werkend werkende mensen
voorbijgaand voorbijgaande mensen
slapend slapende mensen
oliehoudend oliehoudende grond

Dit soort woorden eindigt altijd op de een d!
Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

hart of hard

Kijk naar het verschil:

Je hart is een lichaamsdeel: twee harten.

Niet zacht maar hard : een harde knal.
Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.
Dit heb je goed gedaan, .
In de volgende les ga je alle woorden door elkaar oefenen.
Maak ze steeds langer en je hoort de d of t.

Door elkaar

Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Goed gedaan, .
Je bent klaar met deze les. De volgende les gaat over woorden die op elkaar lijken.

Woorden die op elkaar lijken

klinkt hetzelfde

Sommige woorden klinken hetzelfde, maar je schrijft ze anders.
Lees en leer de woorden.
In de volgende les ga je ze gebruiken.

Een rat is een dier. (ratten)
Hij won een prijs met het draaiend rad. (raderen)

Mijn hart klopt nog steeds. (harten)
De leeuw brult hard. (harde geluid)

Een want is een handschoen. (wanten)
Een wand is een muur. (wanden)

Een bij stopt de honing in een raat. (raten)
Mag ik je een goede raad geven? (raden)

De pont vaart heen en terug. (ponten)
Een pond is 500 gram. (ponden)
Een mijt is een heel klein diertje. (mijten)
Wat is Karen een leuke meid. (meiden)

Mag ik wat te eten?
Een wad is een zandbank in de Waddenzee. (wadden)

Een milt is een lichaamsdeel in je buikholte.
De regen is mild: zachtjes.
Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Je bent klaar met deze les, .
De volgende les gaat over verkleinwoorden.

Verkleinwoorden

verkleinwoord

Om van een woord met een d of t aan het eind een verkleinwoord te maken, zet je er je achter.
Kijk maar eens:
hond hond-je
kat kat-je

Ik ga een eindje lopen.

Denk aan het gewone woord: eind.
Maak het langer: einde
Dus eindje is met een d.

Zij heeft maar een klein hartje.

Denk aan het gewone woord: hart.
maak het langer: harten
Dus hartje is met een t.
Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.

d of t

Ik vaar met het pontje heen en weer.
Denk eerst aan het gewone woord pont: twee ponten

Er is een pondje bijgekomen.
Denk eerst aan het gewone woord pond: twee ponden.

Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.

je of tje

Achter woorden die eindigen op d of t komt je.
draad-je
beest-je

Achter woorden die niet op een d of t eindigen kan ook tje komen.
school-tje
kuil-tje
traan-tje

Het is belangrijk om te kijken wat het gewone woord is.

Wat is hier het verschil?
Nog een maandje wachten.
Het maantje schijnt.
Maandje komt van het gewone woord maand. (maand-je)
Maantje komt van het gewone woord maan. (maan-tje)

Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les, .
Dan krijg je alle woorden door elkaar.

Door elkaar

Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Weer een stukje verder, .
In de volgende les leer je waarom waarheid met een d moet en elektriciteit met een t.

Woorden met heid of teit

heid

Er ligt een hoeveelheid sneeuw op de weg.

Het meervoud is: hoeveelheden.
Je hoort nu de d.

Enkele voorbeelden:

wreedheid - wreedheden
waarheid - waarheden
snelheid - snelheden

teit

Kijk naar de volgende woorden:
maaltijd 
majesteit

Je hoort geen verschil in het laatste stukje.

Tijd (tijden) heeft te maken met de klok.

Het is bedtijd: tijd om naar bed te gaan.
Leeftijd: hoeveel tijd heb je al geleefd?
Etenstijd: Het is tijd om te eten.
Wachttijd: je moet nog een poosje wachten.
Koffietijd: het is tijd om koffie te drinken.

Teit betekent niets; het is een achtervoegsel. 
majesteit - majesteiten 
kwaliteit - kwaliteiten



Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Je bent klaar met deze les. In de volgende les krijg je alles door elkaar, .

Alles door elkaar

Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Nu ben je helemaal klaar met deze les, .
Je kunt net zo vaak herhalen als je wilt.

Einde!