WelkomUitleg › ei of ij

Hier kan je alle uitleg uit ei of ij naslaan.

Zeer uitgebreid. Alles wat met ei en ij te maken heeft: erij, heid/teit/tijd, mei/mij, -lijk, meid/mijt, ijken/eiken, ijn/ein, enz. Waar het kan worden trucjes, regels toegepast.

Leer alles over ei of ij

Wil je alles leren over ei of ij? Ga dan naar de leermodule van ei of ij en leer alles stap voor stap met veel oefeningen.

Uitleg ei of ij

inleiding

Woorden met een ei of ij.
Zijn daar trucjes voor?

Heel veel woorden moet je gewoon onthouden.
Toch zijn er een paar trucjes.
Die ga je in dit programma leren.
Succes!

verandert de klank?

We beginnen met een trucje:

Heeft het werkwoord met een ij-klank in de verleden tijd een ee-klank?
Dan schrijf je een ij.

Voorbeeld:
werkwoord: bijten
verleden tijd: beet
voltooid deelwoord: gebeten

Je hoort in de verleden tijd een ee.
Dus: het werkwoord MOET met een ij geschreven worden.

Een werkwoord met een ei verandert niet van klank in de verleden tijd.

Voorbeeld:
werkwoord reizen
verleden tijd: reisde
voltooid deelwoord: gereisd.




ij wordt ee

Moet je een werkwoord opschrijven met een ij-klank?

Hoor je in de verleden tijd een ee?
Dan is het werkwoord met een ij.

ik glijd ik gleed
ik kijk ik keek
ik krijg ik kreeg
ik rijd ik reed

Ik berijd een paard.
Ik bereed een paard.

Bij een ei-werkwoord is het anders:

Mama bereidt het eten.
Mama bereidde het eten.

De stad breidt uit.
De stad breidde uit.

ij wordt ie

In Nederland wordt ook op verschillende plaatsen dialect gesproken.
In plaats van schrijven zeggen ze dan: schrieven.

Als je die klank hoort, weet je ook dat het werkwoord met een ij geschreven wordt.
,je bent klaar met dit gedeelte.
Nu mag je laten zien of je het hebt begrepen.
Succes!

werkwoorden

bereiden of berijden

Mama berijdt het paard. Ze zit er dan op.
Mama bereed het paard.

Mama bereidt een paard. Ze doet paardenvlees in de pan.
Mama bereidde het paard.

Als de klank verandert in de verleden tijd, schrijf je het werkwoord met een ij.

In de volgende oefening moet je dus goed luisteren.
Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.

bijten bijter

Is het een ij-werkwoord?
Dan weet je ook dat alle afleidingen daarvan ook een ij hebben.

Voorbeeld:

bijten (beet)  afbijtmiddel

smijten (smeet) uitsmijter

wijken (week)  een stadswijk

wijzen (wees) wijzer van een klok

grijpen (greep)  begrijpelijk
voor heel veel  woorden weet je nu al een trucje.
Je gaat nog meer leren!

bakkerij

bakkerij lekkernij

Je schrijft een ij in de volgende achtervoegsels:

-arij bedelarij
-erij  drukkerij
-nij  lekkernij

Let op:

Dat gerij op een paard vind ik niks. (je zit erop)
Hij gebruikt timmergerei. (gereedschap)

Klinkt hetzelfde

Bereiden en berijden klinken hetzelfde.
Maar ze betekenen iets anders.

Dat is ook zo met:

Ik lust graag brij (pap)
Ik brei een trui.
Dat is best lastig.
Onthoud die woorden door ze vaak te oefenen.
Verderop krijg je zulk soort woorden nog veel te zien. 
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les, .

-heid -teit -lei

heid

Je schrijft een ei in het achtervoegsel heid.

waarheid
gezondheid
domheid
snelheid
zwakheid
mogelijkheid
slordigheid
vermoeidheid

heid met een d

Waarom schrijf je heid met een d?

Dat kun je horen als je er meer van maakt.

bord borden
kast kasten
snelheid snelheden
waarheid waarheden

-teit

Je schrijft een ei in het achtervoegsel teit.
 Het achtervoegsel teit betekent niets.

majesteit
specialiteit
elektriciteit
universiteit

Raak niet in de war met het woord tijd.
Dat heeft met de klok te maken.
etenstijd  tijd om te eten
wachttijd je moet nog een poosje wachten
koffietijd tijd om koffie te drinken

Het woord tijd kan overal in een woord staan:

tijdelijk
gelijktijdig
altijd
Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.

-lei

Je schrijft een ei in het achtervoegsel lei.

allerlei
tweeërlei
Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.
Je leert nu allerlei trucjes.
Als je ze niet in één keer kunt onthouden, kun je alle lessen zo vaak spelen als je wilt.
Je leert nu het achtervoegsel lijk. (spreek uit als luk.

lijk

vrolijk

Er is nog een leuke regel:
het achtervoegsel lijk schrijf je altijd met ij.

vrolijk
gevaarlijk
belachelijk
dadelijk
onmiddellijk
lelijk

Ook het zelfstandig naamwoord lijk schrijf je zo.

De politie vond een lijk in het huis.
Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
In de volgende les ga je een trucje leren over personen.
Ga maar gauw kijken, .

personen

mensen

Nog een leuk trucje:

Mensen schrijf je met een ij.

Wij lopen op straat.
Jij bent een held.
Hij is erg goed.
Zij kan goed spellen.
Dat is van mij.
Het is mijn fiets.
Is dat zijn auto?

Als het geen mensen zijn, schrijf je een ei.

De geit loopt in de wei.
De geit loopt op de hei.
Weet je wat hij zei?
Ik ben jarig in mei.

Ga snel verder om nog meer te leren, .

gewoon onthouden

gewoon onthouden

Je hebt al heel veel trucjes geleerd.
Maar er zijn ook woorden waar geen regels voor gelden.
Die moet je gewoon onthouden.
Je noemt ze weetwoorden.
Sla ze allemaal op in je hoofd.
Misschien kun je zelf een trucje bedenken.

ei

Op reis

Het is de maand mei.
Ik woon in een kleine stad.
In het midden is een plein.
Ik stap in de trein.
Ik ga op reis.
Buiten de stad zie ik een wei.
Ik zie een koe en een geit.
En ik zie een beuk en een eik.
In mei leggen alle vogels een ei.
Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
best wel veel woorden om te onthouden.
Ga vaker oefenen.
Dan blijven ze in je hoofd zitten.

Ga nu verder met wat moeilijker woorden.

Nog wat moeilijker

Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
nu ga je woorden oefenen die gelijk klinken, maar die je anders schrijft.

Ze klinken hetzelfde

Woorden die op elkaar lijken

Er zijn woorden die we hetzelfde uitspreken, maar die we anders schrijven.

Wat je hier gaat zien is best wel pittig.
Weet je het verschil?
Je kunt dit niet in één keer onthouden.
Ga zo nu en dan eens naar deze uitleg.

Hij lijdt pijn.
Zij lijdt aan een ziekte.
Een lijder is een zieke, een patiënt.
Hij leidt het elftal.
Leiden is een stad in Zuid-Holland.
Hij is de leider van het team.

Wij reizen met de trein.
Het meel moet eerst nog rijzen.

Die meid heeft rood haar.
Daar kruipt een mijt over het takje.
Daar lopen twee meiden.
Je kunt het drukke verkeer beter mijden (uit de weg gaan).

De weg gaat steil omhoog.
Ik vind dat geen stijl van je.
Je hebt een leuke stijl van schrijven.
Ik leun tegen de deurstijl.

Hij schiet met pijl en boog.
Het waterpeil is hoog.

De Rijn is een rivier.
Rein betekent schoon.

Hij schijt in zijn broek van angst.
Hij scheidt het papier en plastic.

De geit loopt in de weide.
Hij trekt de wijde wereld in.

Een blokje heeft zes zijden.
Dat zeiden we gisteren ook.

Lust jij ijs?
Ik eis 100 euro van je.

Een bij is een insect.
Hij is erg bijdehand.
Bei = beide = beiden = tweetal: allebei.
Ik kom tussenbeide.
Ik lust wel een rode aardbei.
Een bei is een bes.

Er zijn armen en rijken.
Landen noem je ook rijken: Frankrijk.
Ergens naar reiken is met je hand ergens naartoe gaan.
Hij reikte naar het plafond.

Hij wandelt over de hei.
Wij lopen in de wei.
Wat  zei zij tegen jou?
Geeft hij mij dat in mei of juni?

Hij is blij want hij vangt een blei (soort vis).

Timmergerei is timmergereedschap.
Gerij is het rijden.

Een karwei is een werkje.
Karwij is een zaad.

Bereiden is klaarmaken.
Berijden is op een beest rijden.

Een eik is een boom.
Een ijk is een merkteken.

Ik eis een ijsje!

Wij zijn hier.
We geven een sein (teken).

Een steiger is een houten aanlegplaats voor schepen.
Een stijger is iemand die stijgt, omhoog gaat.

Ik brei een trui.
Ik lust gen brij.

De kip legt een ei.
In Amsterdam heb je 't IJ.

Ik heb pijn aan mijn been.
Lust je ook marsepein?

Een reiger is een vogel.
Een rijger is iemand die kralen rijgt (aan een snoer doet).

En ... word je al tureluurs?

Blijf volhouden: de aanhouder wint.






om deze woorden allemaal te weten, kun je ze het best vaak oefenen.
Ga verder met de volgende les.

ijken of eiken

meestal -ijken

Je hoort een woord dat eindigt op -ijken.

Meestal schrijf je dan ijken:

Armen en rijken.
Ze bezwijken onder de grote druk.
Die mensen verrijken zichzelf.
Dat gewicht gaan we ijken.
Dat  moet nog blijken.
Daar ga je op lijken.
De dijken breken door.
We gaan even kijken.
De medailles prijken op zijn borst.
De vijand moest wijken voor ons leger.
In die stad zijn veel arme wijken.

Er zijn beuken en eiken.
Je zult veel bereiken.
We reiken met de handen naar het plafond.

Oefening

Oefening

Klik hier om de oefening in de leermodule te doen.
Je bent klaar met deze les. Ga nu door met de volgende les.

Woorden op -ijn of -ein

ijn of ein

Lees de volgende zinnen aandachtig.

Wie is het brein achter deze uitvinding?
Een fontein spuit water.
De kapitein is de baas van het schip.
Is hij groot of klein?
Dat kopje is van porselein.
Hij loopt op het plein.
Het is erg rein in haar keuken.
Ik geef jou een sein als het zo ver is.
De auto staat op het terrein van de fabriek.
We gaan met de trein naar Rotterdam.
We hebben samen veel gein.


Een jasmijn is een plant met witte, vaak lekker ruikende bloemen.
Mijn en dijn.
Een dolfijn zwemt in de oceaan.
Dat is fijn.
Een festijn is een groot feest.
Een haas is geen konijn.
Doe je de hond aan de lijn?
De dokter schrijft een medicijn voor.
Betalen we accijns (belasting)  op benzine?
Heb je pijn aan je vinger?
De auto stortte in het ravijn.
De Rijn is een rivier.
Een robijn is een rode edelsteen.
Ik schijn dat gedaan te hebben.
Verf kun je verwijderen met terpentijn.
Kamelen lopen door de woestijn.
Een tonijn is een vis.
Ik drink soms een glas rode wijn.
Een zwijn is een soort varken.
Wij zijn hier al een poosje mee bezig.

Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Je bent klaar met deze les.
In de volgende les komen allerlei woorden.

Allerlei

Oefeningen

Oefeningen

Klik hier om de oefeningen in de leermodule te doen.
Je bent nu helemaal klaar met deze les.
Wat veel woorden hè?
Als je ze vaak traint,  blijven ze in je hoofd.

Einde!